Ringkraakbeen

Larynx:
1. membrana thyreohyoidica
2. ligamentum thyreohyoidicum medianum
3. incisura laryngica
4. cartilago thyreoides (schildkraakbeen)
5. ligamentum cricothyreoidicum medianum
6. conus elasticus
7. cartilago cricoides (ringkraakbeen)
8. trachea (luchtpijp)
9. os hyoides (tongbeen)
10. ligamentum thyreohyoidicum laterale
11. cornu superius (bovenste hoorn) van schildkraakbeen
12. bovenste larynxzenuw en -arterie
13. linea obliqua (schuine lijn)
14. musculi cricothyreoidici
15. cornu inferius (onderste hoorn) van schildkraakbeen
16. cricothyreoïdverbinding

Het ringkraakbeen[1][2], zegelringkraakbeen, cartilago cricoides[3] of cricoïd[4] is een kraakbeenring onder in het strottenhoofd. De kraakbeenringen direct onder het ringkraakbeen zijn de kraakbeenringen van de luchtpijp (trachea).

Naamgeving

De Latijnse naam cartilago cricoides[3][5] is een vertaling van de Oudgriekse naam χόνδρος κρικοειδής chóndros krikoeidés. Zowel het Latijnse cartilago[6] als het Oudgriekse χόνδρος[7] betekenen kraakbeen. Het Oudgriekse woord κρικοειδής betekent ringvormig.[7] Deze Oudgriekse naam komt voor in een werk (Tractatus de vocis organo) van de Griekse arts Galenus,[8] waarvan men niet zeker is of Galenus ook daadwerkelijk de schrijver is. In een ander werk van Galenus (De usu partium) wordt het ringkraakbeen aangeduid met een rangtelwoord als het tweede kraakbeen (δεύτερος χόνδρος deúteros chóndros).[8] Deze laatste naam heeft wellicht tot de nietszeggende naam cartilago innominata[8] (innominata = zonder naam[6]) geleid bij latere anatomen.

Naast de schrijfwijze cartilago cricoides komt men ook de vorm cartilago cricoidea[9][10] tegen. Cricoideus is een verkeerde omzetting[11] van Grieks κρικοειδής naar het Latijn.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Kloosterhuis, G. (1965). Praktisch verklarend zakwoordenboek der geneeskunde (9de druk). Den Haag: Van Goor Zonen.
  2. Putz, R. & Pabst, R. (Red.) (2000). Sobotta. Atlas van de menselijke anatomie. Deel 1. Hoofd, hals, bovenste extremiteit. (2de druk). Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
  3. a b Broek, A.J.P. van den, Boeke, J & Barge, J.A.J (1954). Leerboek der beschrijvende ontleedkunde van de mens. Deel I. Geschiedenis der ontleedkunde, bewegingsorganen, vaatstelsel (8ste druk). Utrecht: N.V. A. Oosthoek’s Uitgeverij Mij.
  4. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  5. Triepel, H. (1910). Nomina Anatomica. Mit Unterstützung von Fachphilologen. Wiesbaden: Verlag J.F. Bergmann.
  6. a b Lewis, C.T. & Short, C. (1879). A Latin dictionary founded on Andrews' edition of Freund's Latin dictionary. Oxford: Clarendon Press.
  7. a b Liddell, H.G. & Scott, R. (1940). A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. Oxford: Clarendon Press.
  8. a b c Hyrtl, J. (1880). Onomatologia Anatomica. Geschichte und Kritik der anatomischen Sprache der Gegenwart. Wien: Wilhelm Braumüller. K.K. Hof- und Unversitätsbuchhändler.
  9. His, W. (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag Veit & Comp.
  10. Federative Committee on Anatomical Terminology (FCAT) (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme
  11. Triepel, H. (1908). Memorial on the anatomical nomenclature of the anatomical society. In A. Rose (Ed.), Medical Greek. Collection of papers on medical onomatology and a grammatical guide to learn modern Greek (pp. 176-193). New York: Peri Hellados publication office.