Homoloog (scheikunde)

In de organische chemie worden twee verbindingen homoloog genoemd als de basisstructuur van de verbindingen gelijk is en alleen het aantal CH2-groepen dat daaraan is gebonden verschilt. De meerdere CH2-groepen moeten onderling wel samen één onvertakte alkylgroep vormen.

In de anorganische chemie wordt het begrip ook gebruikt om verbindingen te beschrijven die slechts in het aantal repeterende eenheden verschilt.

Voorbeelden

  • Benzeen en tolueen (of methylbenzeen) zijn geen homologen, omdat er een wezenlijk verschil bestaat tussen het ongesubstitueerde benzeen en tolueen.
  • Tolueen is homoloog met ethylbenzeen en n-propylbenzeen. Ze verschillen slechts in het aantal CH2-groepen, terwijl de basisstructuur, een benzeenring met een alkylgroep, gelijk blijft.
  • Tolueen en de xylenen zijn geen homologen, de basisstructuur wijzigt.
  • De alkanen vormen een homologe reeks, beginnend met methaan, ethaan, propaan en butaan
  • De alkaancarbonzuren vormen een homologe reeks, beginnend met mierenzuur, azijnzuur, propionzuur en boterzuur, gaande naar langere ketens, zoals in stearinezuur, palmitinezuur en arachidinezuur.
  • Ammoniak, hydrazine en triazaan zijn anorganische homologe verbindingen. De repeterende eenheid is de groep "NH".